De grot
Kunst als bevrijding uit de schijnwereld
Afstudeerscriptie van Tjeerd Vrielink
Ter afronding van de kunstacademie
Afstudeerrichting: Autonome kunst
Inhoudsopgave
De GROT: Kunst als bevrijding uit de schijnwereld
1.3 Wat zijn mijn overeenkomsten met Mondriaan?
2.4 Wat mijn overeenkomsten zijn met Gilles Deleuze
3.5 Ontsnappen uit de grot of The Matrix
Deleuze en mijn kunstenaarschap
Mondriaan en mijn kunstenaarschap
Inleiding
Mondriaan was de eerste kunstenaar die mij wist te raken. Toen ik naar zijn werk keek zag ik dat hij een stukje programmering van de geest had weten te verbeelden, het rationele denken. Toen ik op de kunstacademie kwam had ik in gedachten dat ik ook iets dergelijks in de toekomst zou willen verbeelden.
Een andere belangrijke inspiratiebron is de Gilles Deleuze. Zijn manier van denken en de onderwerpen die hij aansnijdt lijken een verwantschap te hebben met zowel de vorm als de inhoud van mijn kunst. Door overeenkomsten te zoeken tussen deze voor mij belangrijke figuren wil ik meer duidelijk krijgen hoe ik kunst en mijn eigen kunstenaarschap zie. Dit wil ik doen op een verkennende manier.
In het eerste twee hoofdstukken zal ik Mondriaan en Deleuze introduceren. In het derde hoofdstuk ga ik in op de allegorie van Plato`s grot om de grootse overeenkomst tussen Mondriaan en Deleuze uit te werken. Daarbij zal ik ook ingaan op de film the matrix als een moderne uitwerking van Plato`s allegorie. In het vierde en laatste hoofdstuk zal ik uitwerken wat mijn visie is op kunst en mijn kunstenaarschap als resultaat van mijn onderzoekje.
Vraagstelling: Wat zijn de belangrijkste overeenkomsten tussen Mondriaan en Deleuze?
Doelstelling: Door dit onderzoek te houden kan ik laten zien welke vorm en welke inhoudelijke elementen belangrijk zijn voor mij en voor Deleuze en Mondriaan. Aan de hand daarvan kan ik mezelf als kunstenaar beter positioneren in de traditie en duidelijker uitleggen waar mijn kunstenaarschap om draait.
Hoofdstuk 1: Mondriaan
1.1 inleiding
Mondriaan was medeoprichter van de groep De Stijl. Leden van De Stijl streefden naar zuivere en volledig abstracte universele kunst. Hij noemde dit Neoplasticisme[1].
In het begin schilderde Mondriaan landschappen, later werkt hij in zijn beeldende zoektocht naar een steeds grotere abstractie. Hij begon te abstraheren doormiddel van contouren. Eerst was alleen dat belangrijk, en niet de kleur. Hij eindigde met primaire kleuren en horizontale en verticale lijnen die universeel zijn. De primaire kleuren liggen ten grondslag aan de ontelbare kleurschakeringen om ons heen. De ‘niet-kleuren’ zwart, wit en grijs gebruikte hij als ruimte en plaatsbepaling. Het handschrift van de kunstenaar verdween. Mondriaan vond dat zijn werk in het teken moest staan van spirituele ontwikkelingen. Voor hem was kunst een vervanger van religie. Zijn doel was het vinden van de ware realiteit achter deze werkelijkheid, en probeerde dit direct te tonen. Er werd naar universele harmonie gezocht. Het Neoplasticisme wilde met kunst de wereld en de mensen zuiveren.
1.2 Mondriaans ontwikkeling
Mondriaan’s weg, van de eerste realistische doeken naar zijn laatste ritmische abstracties, is steeds rechtlijnig. Ieder doek is een nieuwe daad, een nieuwe manier van kijken hiernaar, een stap dichter bij zijn doel. Mondriaan zelf heeft zijn innerlijke gedrevenheid getypeerd als de wens om in zijn werk ‘steeds verder’ te willen gaan. Steeds verder op de weg van de zuivering van beeldende taal, verder in het doorgronden en uitbeelden van de diepste en wezenlijkste krachten van de natuur.
Vanaf 1911-1912 schilderde Mondriaan o.a. zijn befaamde reeks schilderijen van bomen: eerst realistisch, vervolgens steeds meer vereenvoudigd. Zijn werk wordt steeds minder ruimtelijk. Zoals bij het omhoog vliegen in een vliegtuig de details veranderen in lijnen en vlakken, zo vervaagt ook het beeld van de boom steeds meer en wordt een abstractie.
Mondriaan hield ervan om door de wereld van de dingen heen te kijken naar wat hij noemde de ‘ware visie van de realiteit’. Deze serie geeft dan ook erg mooi zijn evolutie in het denken weer.
Van zijn vroegste werken af is Mondriaan op zoek geweest naar de meest algemene uitbeelding van de werkelijkheid: een uitbeelding, die niet zou worden belemmerd door de toevalligheden van natuurvormen, noch door de willekeurige stemming of aandoeningen van de schilder zelf. De stemming van de kunstenaar zou iets afdoen van de algemeenheid, die de enige geldige eis is die hij aan zijn kunst stelt. In het begin van zijn oeuvre wilde hij geen hevige emoties door zijn doeken overbrengen; het ging hem erom, de stille ontroering over de grootheid van de natuur in zijn werk uit te beelden.
De overgang naar kubisme was een opening naar verborgen mogelijkheden. De objectiviteit, de strenge klassieke zakelijkheid van het kubisme kwam volstrekt overeen met Mondriaan’s zoektocht naar vereenvoudiging en verstrakking. Ook in het kubisme is Mondriaan met zijn vereenvoudiging en veralgemening ‘steeds verder’ gegaan, verder dan de grenzen van de nieuwe stijl leken te veroorloven. Hij heeft het kubisme buiten zijn eigen grenzen gevoerd, door het los te maken van toevallige voorwerpen die het als onderwerp had gekozen; door de strenge, geestelijke discipline als enige richtsnoer te erkennen, en zich niet te laten afleiden van alle charme van de natuur. Hij is erin geslaagd zijn indrukken van de natuur te ontdoen van alle toevalligheden, van alle bijkomstigheden, die haar beeld alleen maar vertroebelen. Zijn zoeken ging altijd uit naar ‘een ware visie van de werkelijkheid’, dus naar het onderkennen van het wezenlijke.
In deze nieuwe schilderkunst, waar Mondriaan de naam ‘nieuwe beelding’ had gevonden, bereikte Mondriaan het artistieke doel dat hij voor ogen had: een zuivering, een herziening van de middelen van schilderkunst van de grond af aan. In zijn latere werken ging het Mondriaan om op de meest eenvoudige en algemene wijze een allesomvattende harmonie te scheppen. Hij stelt zich daarom tot doel de harmonie van het heelal, van de natuur door zijn kunst ongestoord aan het woord te laten.
Hieruit vloeit volgens Mondriaan een grondbeginsel van de abstracte kunst voort: de kunstenaar mag niet subjectief werken, want het zou het objectieve beeld van de harmonie nog meer vertroebelen. De nadruk moet liggen op het feit dat kunst ontstaat als uiting van universele emotie, en niet een uiting is van individueel gevoel. Zij is een esthetische uiting van de werkelijkheid en van de mens, verwezenlijkt door de gewaarwording van het universele.(Essay, pg. 19) De wereld van Mondriaan is dus niet een wereld van werkelijkheid, maar van door en door vergeestelijkte werkelijkheid.
Een citaat van Plotinus geeft dit mooi weer:
“De kunst staat boven de natuur, omdat zij de ideeën uitdrukt wier onvolkomen afbeeldingen der natuurdingen zijn. De kunstenaar, uit zichzelf puttende, verheft zichzelf boven de grillige werkelijkheid tot de rede, door en naar welke ook de natuur schept.”
1.3 Wat zijn mijn overeenkomsten met Mondriaan?
Net als bij Mondriaan is mijn artistieke ontwikkeling niet los te denken van mijn artistieke daad. Het is een soort mentaal richtsnoer, met een specifieke richting. Deze heeft te maken met het hogere. Ik heb ook een behoefte om de werkelijkheid te zien voor wat het is.
Ik ben op zoek naar iets en kan dit in geestelijke natuur vinden. Voor mij is kunst een middel om mijn geest te ontdekken, en het universele. Ik wil verder gaan in het doorgronden en uitbeelden van de diepste, wezenlijkste krachten der natuur. Kunst maken is een spirituele aangelegenheid. Ik stel op mijn eigen manier verborgen wetten van de natuur en geef dit weer.
Net als Mondriaan heb ik affiniteit met Rudolf Steiner en soortgelijke filosofie en spiritualiteit. Mijn werk komt vaak voort uit de herinnering aan universele emotie. Mijn werk is ook verwant aan Plato’s leer van ‘de idee’ en de grot. Mijn wereld is een wereld van werkelijkheid, een vergeestelijkte werkelijkheid.
Hoofdstuk 2: Deleuze
2.1 Inleiding
Gilles Deleuze is een belangrijke hedendaagse filosoof. Hij is de auteur van een omvangrijk oeuvre, en begeeft zich op veel verschillende gebieden. Deleuze heeft oorspronkelijk werk gepubliceerd op het gebied van metafysica, de esthetiek en de politiek. Minstens zo belangrijk is zijn commentaar op filosofen en kunstenaars. Deleuze heeft ook met andere auteurs nauw samengewerkt. De samenwerking met Felix Guattari is zeer vruchtbaar gebleken. Deleuze en Guattarie publiceren sinds 1970 regelmatig gezamenlijk geschreven studies.
Wat interessant is aan het kennismaken met Deleuze is dat je niet van tevoren hoeft te weten wat hij daarvoor of daarna geschreven of gezegd heeft. Bij Deleuze kan je er eigenlijk gewoon instappen. Bij veel filosofen zou dit een probleem zijn, omdat de meeste een beginpunt hebben, een uitgangspunt als oorsprong. Bij Deleuze is dat echter niet het geval. Het begin en het einde zijn echter niet belangrijk. Wat telt is het ‘aankomen tussen’. Het is met de filosofie als met het leven: we bevinden ons altijd op het midden van een lijn of in het midden van een situatie, en dat is een ongemakkelijke soms ondragelijke situatie. Deleuze schrijft een filosofie die zich ten doel stelt uit het representatieve te komen, en zich wil richten op die krachten in de mens die tot een ander domein behoren dan die van de herkenning.
2.2 Gilles Deleuze
Wat voor Deleuze de krachtigste motivatie is voor zijn filosofie, is het ondragelijke. We leven in een gesloten wereld waarin de referentiepunten steeds weer naar het herkenbare verwijzen. Soms bieden bewegelijke invalshoeken, afwijkende inzichten ons een vluchtige blik op een originele opvatting over de werkelijkheid, maar ze blijven sporadisch. Deleuze stelt zich daarmee tegenover de rationele traditie van de geschiedenis. Deleuze is een voorstander voor het zoeken op vergeten plekken om zo nieuwe beelden te vinden.
Deleuze vraagt zich af waar is het plezier om te denken, de lust om vrij te denken, is gebleven. Een denken dat niet gericht is op de dingen zelf, maar op de dingen er naast, op het andere, een denken dat wisselende patronen trekt, dat buitensporig is, dat nomadisch van aard is. Het doel is niet vragen te beantwoorden, maar te ontkomen, eruit te komen.
Het avontuurlijke denken is volgens Deleuze dood. Al het denken is geologisch, bestaat uit een hiërarchie van lagen. Soms worden fragmenten gevonden die niet geplaatst kunnen worden en die vervolgens weggegooid worden op de berg van onbegrepen zaken. Wat hij het meest op het hart wil drukken van zijn lezers, lijkt te zijn dat ze moeten creëren. Denken als determinatie van alles wat is, kan en mag zich niet beperken tot het representeerbare, maar moet het hoofd bieden aan de realiteit als differentie. Het feit dat de realiteit als differentie ondenkbaar is, betekent niet dat we haar ook ongedacht mogen laten. Integendeel, het denken moet zich openstellen voor het ondenkbare, om denken überhaupt mogelijk te maken. Denken is dus niet alleen representeren, maar creëren!
2.3 Rizoom
Een belangrijke illustratie van zijn manier van denken en zijn doel is het denken in rizomen. Dit boekje is een belangrijke inspiratiebron voor mij geweest.
In Rizoom is er de oproep om niet-hiërarchisch, onsystematisch, meer nomadisch te denken. Een van de belangrijkste kenmerken van een rizoom is dat het vele ingangen heeft. Een rizoom is een kaart, en geen kopie. De kaart produceert niet een in zichzelf gesloten onbewuste, maar construeert het. De kaart is open, zij kan in haar dimensies verbindingen aangaan. Een rizoom heeft geen begin en geen einde en betekent dat het meerdere ingangen heeft die allemaal even goed of even belangrijk zijn een verbinding tussen twee verschillende gebieden.
In een rizoom zijn er geen punten of posities, zoals wel gebruikelijk bij boom of wortels. Er zijn enkel lijnen. Gras en onkruid zijn symbolisch ook rizoom, ze groeien namelijk tussen de segmenten. Het is niet onderworpen aan een structuur of generatief model. Als onderaardse stengel onderscheidt een rizoom zich absoluut van grote wortels en haarwortels. Rizoom is een ander denken dat ontstaat uit plekken die zich niet laten indelen. Overal zijn centra, als veelheden van zwarte gaten die zich niet laten reduceren tot een categorie. Er zijn lijnen die niet teruggevoerd kunnen worden tot trajecten van een punt. Er zijn zaken die de structuur ontvluchten, wordingen zonder toekomst noch verleden zonder geheugen, die de binaire machine weerstaan. Het zijn niet-parallelle evoluties, die niet te werk gaan via differentie, maar die van de ene lijn op de andere springen, tussen volledig ongelijksoortige wezens. Dit alles is rizoom. Denken in de dingen, te midden van de dingen, een lijn trekken en geen punt zetten.
Rizoom geeft tegenwicht aan dominante manieren van denken die het rationele van de mens eenzijdig centraal stellen. Meer manieren van zien betekent meer mens worden, meer (schoonheid) zien. Hiervoor moeten nieuwe dingen en zienswijzen worden ontwikkeld en gemaakt.
“Representatie zie ik als tweedehands kennis. Niet dat het triviaal is, maar wel dat er dingen zuiverder zijn. Het is moeilijk om in het systeem waar we in leven dingen te veranderen en te zien zoals de dingen kunnen zijn. Het probleem ligt in een type denken dat veel schoonheid uitsluit door enkelvoudige visie. Door altijd te reflecteren wordt het steeds lastiger iets nieuws te ontwikkelen.”
– Deleuze dialogen (1977)
2.4 Wat mijn overeenkomsten zijn met Gilles Deleuze?
Ik wil ook graag de werkelijkheid verkennen en komen tot een originele visie. Deleuze toont originele realiteit met rizoom en ik probeer met mijn kunst te komen op een niet oppervlakkige reflectie op de realiteit.
Net als Deleuze ben ik niet zo volgzaam. Ik wil eerder mijn eigen beweging maken. Ik wil het onmenselijke deel van ons wezen verkennen. Ik wil graag iets nieuws creëren en werk vaak met zelfgedachte concepten. Ik probeer hierin oorspronkelijk te zijn. Ik neem pas iets aan als ik zelf het idee er van heb aangeraakt. Ik had ook een grote behoefte om eruit te willen komen, te ontsnappen aan mijn gevangenschap, een zelfde drang vrij te zijn. Dit kwam vanuit het gevoel dat de realiteit meer is dan het zich voordoet. Het ‘buiten’ is een plek waar ik graag over spreek, omdat het grote potentie heeft en nieuw kan zijn. Dit ‘buiten’ past in mijn idee van de hogere natuur, en bevat heel veel universele schoonheid. Ik wil ook de werkelijkheid ontdekken en hier op verschillende manieren mee om gaan, om te kunnen komen tot nieuwe beeldende visie hierop. Het rizoom denken is dan ook erg welkom.
Hoofdstuk 3: De grot
3.1 Inleiding
Het punt van zowel Mondriaan als Deleuze is dat creëren geen representeren of herhalen moet zijn. Dit idee komt oorspronkelijk bij Plato vandaan. Om deze overeenkomst te verduidelijken bespreek ik de allegorie van Plato’s grot en de moderne variant erop in de film The Matrix. De eerste koppel ik aan Mondriaan de tweede aan Deleuze.
3.2 De grot
In het zevende hoofdstuk van De Staat [2] vraagt Socrates, de held in de geschriften van Plato, aan zijn gesprekspartners het volgende voor te stellen:
514A | Je moet je namelijk eens mensen voorstellen in een soort van onderaardse behuizing die op een grot lijkt. Die behuizing heeft een lange ingang, open naar het licht en langs de volle breedte van de grot. |
B | Die mensen zitten daar van jongs af aan vastgebonden aan hun benen en hun hals, zodat ze niet weg kunnen, alleen maar recht vooruit kunnen kijken en vanwege de boeien niet in staat zijn hun hoofd in welke richting ook te bewegen. Licht hebben ze wel, de weerschijn van een vuur dat achter hen, hoog en ver weg, brandt. En daarboven tussen het vuur en de vastgebonden mensen, is een weg. Nu moet jij je eens voorstellen dat langs die weg een binnenmuurtje is opgetrokken, zoiets als de schermen die door poppenkastspelers voor het publiek worden geplaatst en waarachter zij het spektakel opvoeren die boven de schermen te zien zijn. |
515 C | Dus, zei ik, dergelijke mensen zouden helemaal niets anders voor de ware werkelijkheid houden dan de schaduwen van de voorwerpen?
Dat kan onmogelijk anders, zei hij. Richt nu eens je aandacht op de mogelijkheid, zei ik, dat zij losgemaakt werden van de boeien en genezen van hun gebrek aan inzicht, en wat het zou betekenen als er met hen op een manier die zo overeenkomt met hun natuur het volgende zou gebeuren. Telkens als iemand werd losgemaakt en gedwongen plotseling op te staan, zijn hoofd in alle richtingen te draaien, rond te lopen en naar het licht te kijken, als hij bij al die handelingen pijn zou hebben en vanwege de felle schittering niet in staat zou zijn rechtstreeks te kijken naar de dingen waarvan hij zojuist nog de schaduwen zag, |
D | wat denk je dat die dan zou zeggen, als iemand hem zou komen vertellen dat wat hij zojuist zat te bekijken, niets te betekenen had, maar dat hij nu, meer nabij de werkelijkheid en bij wat meer werkelijk is gekomen, een betere kijk op de dingen had, en wanneer die dan, wijzend op elk van de voorwerpen die voorbijtrokken, hem zou vragen wat dat was en zou dwingen te antwoorden? Denk je niet dat hij daarmee geen raad zou weten en zou menen dat wat hij zojuist zag, eerder de ware werkelijkheid is dan wat hem nu wordt aangewezen? |
516 | En als hij dan in het volle daglicht komt zullen zijn ogen dan niet verblind zijn door de stalen, zodat hij geen details kan onderscheiden van wat nu ware werkelijkheid wordt genoemd? |
E | En nu, zei ik, moet je ook eens het volgende bedenken. Als de man die iets dergelijks heeft meegemaakt, weer naar beneden zou gaan en op dezelfde zetel zou gaan zitten, zou het hem dan niet helemaal donker worden voor zijn ogen als hij zo zonder overgang uit het zonlicht vandaan kwam?
Ja, zeker, zei hij. En als hij nu weer een wedstrijd moest aangaan in het uitspreken van meningen over die schaduwen en zich moest meten met die mensen die daar nog altijd in de boeien zaten, en dat in de tijd dat zijn blik nog troebel was, |
517 | voordat zijn ogen zich hadden aangepast, en als die periode van adaptatie niet bepaald kort zou duren, zou hij dan niet de lachlust opwekken en zouden ze niet zeggen dat hij van zijn tocht naar boven met slechte ogen was teruggekomen en dat het dus niet de moeite waard is een tocht naar boven te ondernemen. |
3.3 Plato en Mondriaan
Plato lijkt de mogelijkheid af te wijzen, dat de mimesis (representatie) in de kunst een weergave is van de werkelijkheid. De betekenis van mimesis wordt bij hem op een negatieve manier bepaald; de mimesis in de dichtkunst is een slechte imitatie van de werkelijkheid, die ons doet vergeten waar het om gaat. We zien dat geïllustreerd in de allegorie van de grot, waar de poppenkastspelers de schaduwbeelden maken die de gevangen in de grot zien. De poppenkastspelers die we op kunnen vatten als toneelspelers, beoefenaars van dicht- en vertelkunst, verdraaien in deze allegorie bewust de waarheid en geven een verkeerd beeld van de wereld.
Plato splitst de werkelijkheid op in twee delen, een onstoffelijk en onveranderlijk gedeelte en een stoffelijk en veranderlijk gedeelte. De verhouding tussen deze werelden in de werkelijkheid is volgens Plato mimetisch. De ideeënwereld is geen wereld die buiten de werkelijkheid ligt maar een wereld met zijn eigen structuren
Het onstoffelijke en onveranderlijke gedeelte, dat Plato ‘de ideeën’ noemt, is in deze relatie het origineel. De -iedere keer verschillende- stoffelijke verschijning heeft deel aan dit idee en is er een nabootsing van. Het onveranderlijke en onstoffelijke staat bij Plato hoger in hiërarchie dan het stoffelijke en veranderlijke, omdat de eerste vaste en daarmee echte kennis geeft het veranderlijke dit niet doet [3].
Vanuit dit denken, dat ook wel de leer van de ideeën wordt genoemd, wordt duidelijk waarom de mimesis bij Plato de betekenis heeft van imitatie. Door de mimesis probeert men het origineel, de idee, na te bootsen. Wat door de mimesis tot stand wordt gebracht is zo, in de ogen van Plato, altijd kwalitatief minder dan de oorspronkelijke idee. De mimesis krijgt zo, in de ideeënleer van Plato een negatieve bepaling. Het tast het kennen van de oorspronkelijke ideeën aan door deze te vervangen door kwalitatief mindere afbeeldingen. Het is slechts een imitatie, iets dat het origineel, de idee, op een onbevredigende manier vervangt. De kwalificatie `schijn` verwijst in dit opzicht alleen naar een tekort aan waarheid.
Deze negatieve bepaling van de mimesis heeft op een duidelijke manier weerslag op de dichtkunst, die door Plato als mimetisch wordt gethematiseerd. Op het moment dat het nagebootste het origineel vervangt en doet vergeten spreekt Plato van schijn [4]. Wanneer bijvoorbeeld Homerus in de `Ilias` een bepaald beeld schept van goden en krijgers en dit beeld de oorspronkelijke idee van goden of krijgers vervangt, spreekt Plato van schijn.
Zo schrijft Mondriaan dan ook:
“Kunst is nooit een kopie der natuur geweest, want zulk een kopie zou niet sterk genoeg zijn om menselijke emotie te wekken. De levende schoonheid der natuur kan niet gekopieerd worden; zij laat zich alleen uitbeelden” (Essay pg. 12)
De universele visie, die Mondriaan in zijn werk heeft uitgebeeld, sluit aan bij Plato’s leer van de idee en de negatieve visie op nabootsing. Mondriaan schreef:
“De wetten, die door de voortgang der kunst meer en meer volstrektheid hebben bereikt, zijn de grote verborgen wetten der natuur die de kunst op haar eigen wijze vaststelt.” (Circle, 47)
Een passage uit de aantekeningen van Mondriaan is wat dat betreft ook verduidelijkend.
“Als men lang van het oppervlak der dingen heeft gehouden, zal men uiteindelijk iets meer zoeken. Maar dit ‘meer’ is al aanwezig in het oppervlak, waarvandaan men verder wilt gaan. Door het oppervlak ziet men het innerlijk der dingen en als wij het oppervlak beschouwen, zal het innerlijk in onze ziel vorm aan nemen. Dat is het beeld dat wij moeten uitbeelden. Want het natuurlijke oppervlak der dingen is schoon, maar de afbeelding van dit oppervlak is levenloos. De dingen geven ons alles, maar de afbeelding kan ons niets geven.”
Mondriaan wilde iets kompleet nieuws in de kunst en in zijn geschiedenis, een ander soort kunst. Mondriaan wou graag uit de mimesis komen om zo eerstehands schoonheid direct over te brengen. Het lukte hem uiteindelijk door het idee zelf te tonen. Hij maakte er een kaart van, een teken waar anderen weer uit voort komen. Zijn werk lijkt tussen het idee te zitten en zijn vorm. Mondriaan vervalst het idee zo min mogelijk. Hij stelt zichzelf met zijn werk zelfs als vijand tegen de verschijning omdat het wordt vertroebeld. Een uitspraak van hem:“de vijandigheid groeit naarmate het beeld zich in de verschijning dringt”. Hij wou geen tweedehands beeldende middelen gebruiken omdat het bij voorbaat een onzuivere uitkomst geeft. Hij ontwikkelde zijn eigen middelen die wel zuiver zijn en direct vertelen zonder tussen beeld.
3.4 Mimesis
Baudrillard blaast het begrip mimesis nieuw leven in, en gebruikt ‘simulacrum’ als een soort verzamelwoord voor begrippen als teken, kopie, afbeelding, concept en model .
Volgens Baudrillard leven we in een tijd waarin simulacra al ons doen en laten bepalen. In zijn essaybundel Simulacra et simulation uit 1981 haalt hij een fabel aan van Jorge Luis Berges waarin kaartmakers een kaart vervaardigen van een machtig keizerrijk. Deze kaart is zo gedetailleerd, dat hij precies samenvalt met het gecartografeerd gebied. Zodra de kaart af is, raakt hij in verval. Uiteindelijk blijven alleen in de woestijn nog wat resten van de kaart over. Baudrillard stelt nu dat wij tegenwoordig in een vergelijkbare situatie bevinden, maar dan omgekeerd; niet de kaart- de nabootsing van de werkelijkheid, het simulacrum- is in verval, maar de nagebootste werkelijkheid zelf. De kaart, het model gaat vooraf aan de werkelijkheid en geeft vorm aan de werkelijkheid, is zelf de werkelijkheid. Deleuze vereenvoudigt dit complexe systeem. Door gebruik van begrippen die me fascineren zoals simulacra, rizoom en het buiten, geeft hij de complexiteit een andere vorm. Deleuze brengt de complexiteit zo in kaart. Deleuze exploreert het onmenselijke deel van de mens, ons verzwegen deel dat wat buiten The Matrix [5] of de grot valt. Voor de filosofie van het beeld wil dit zeggen, dat in werk van Deleuze het onderscheid tussen mens en beeld van ondergeschikt belang is. Het idee van de mens als autonome schepper van beelden ontbreekt. Eerder verschijnt de mens zelf als beeld temidden van andere beelden. Deleuze laat ons het beeld kennen als simulacrum. Dit intensieve systeem kenmerkt hij als een samenhangende veelheid van intensiteiten die werken op basis herhaling en verschil.
3.5 Ontsnappen uit de grot of The Matrix
Mondriaan en Deleuze delen een vreemd perspectief op de werkelijkheid: een waarvan je jezelf wilt bevrijden. Mondriaans werk kun je zien als een geslaagde poging om uit The Matrix te komen. Hij weet zich in zijn werk en leven voor een groot deel uit de vaste tekens weten te bewegen en vormt een eigen systeem dat is gepositioneerd ten opzichte van ons systeem. Op deze manier toont hij een weg uit The Matrix en iets dat dichter bij de echte realiteit ligt. Hij ontdoet zichzelf beeldend van illusie en hij wil de essentie van de natuur zelf weergeven zonder het te benoemen. Uiteindelijk is de directe zichtbare voorstelling helemaal verdwenen waardoor hij directer en puurder schoonheid weergeeft. Het staat op zichzelf en behoord tot een andere orde, dan het simulacrum dat vooral nabootst en herhaald. Kenmerkend van zijn werk is, is dat het amper de werkelijkheid vervalst.
Mondriaan’s werk getuigt van een ander benadering van The Matrix. Het gaat over een opvatting van de werkelijkheid die hij deelt met Deleuze. Deleuze heeft deze filosofie over The Matrix beschreven. Hij heeft de oorsprong op het oog, die we al erg lang kwijt zijn. Het is vrijwel onmogelijk om hier beeldend over te spreken. We zijn gebonden aan soorten beeld willen we iets kunnen tonen. Een beeld vervalst altijd het idee dat er achter zit.
Zijn streven naar de ware manier van kijken naar de werkelijkheid heeft veel te maken met The Matrix omdat die je ogen zou bedekken met een illusie zodat je de waarheid niet kunt zien. Mondriaan ziet dergelijke beelden, die leiden naar vervalsing van de waarheid, als een bedreiging. Het zou ons verwijderen van de ware realiteit, de waarheid.
Hij probeert tegenwaarden op te heffen in zijn werk, door tegenover het systeem The Matrix zelf iets anders te stellen. Er zijn een aantal gewoonten in zijn werk die illustreren hoe hij zich van de illusie probeert te ontdoen. Zo wil hij bijvoorbeeld niets doen met de symbolische waardes in zijn werk. Dit is een teken van verzet tegen het wereldse systeem en welke betekenis het bijvoorbeeld een boom toedicht. Hij probeert te ontkomen aan de eindeloze herhalingen en nabootsing in onze wereld, wat eigenlijk weer een nieuwe tekens genereert. Mondriaan werkt in zijn leven naar een punt toe waarin hij zich los probeert te maakt van de gegeven beelden en daar achter probeert te zien.
Deleuze lijkt achtervolgt te worden door de vraag hoe er uit te komen, of het nu de geschiedenis van de filosofie, een bepaalde manier van denken of filosofie zelf is. Is zij misschien de drijfveer van zijn denken?
Zowel Mondriaan als Deleuze zoeken naar een weg uit het systeem, opzoek naar processen die universele toepassingen hebben op het leven. Deze nieuwe stijl gaat over het buiten en hoe het op ons leven toepassing heeft. Deleuze stelt zich tegenover de rationele traditie van de geschiedenis. Wat hij bekritiseert is de pretentie van het representatieve denken, de pretentie dat het de ware beschrijving van de werkelijkheid geeft, terwijl het niet meer doet dan de representeerbare werkelijkheid beschrijven. Het representatieve denken beperkt het denken tot het representeerbare, tot het rationele, en laat alles wat niet tot het representeerbare behoort buiten beschouwing.
Je kunt aan de hand van het idee van The Matrix interessante dingen vertellen, maar dit blijft veelal een afspiegeling van een werkelijkheid dat al bestaat en wordt eindeloos herhaald en is dus minder puur. Deze werkelijkheid is discutabel in echtheid. Het heeft hierdoor noodgedwongen een lagere status. The Matrix dwingt je op een bepaalde manier te kijken. Volgens Mondriaan kun je jezelf niet uit The Matrix bevrijden, maar wel je manier van zien. Ik heb een innerlijke drang te vertellen over zaken die een andere status hebben en iets nieuws vertellen. Het voornaamste probleem is het in een beeld te uiten omdat het afdoet ten opzichte van het uit te beelden idee. Het beeld vervalst, maar er blijft nog genoeg over om over te brengen. Het is lastig iets nieuws te spreken als er weinig middelen zijn om het mee uit te drukken zoals symboliek.
Mondriaan en Deleuze hebben zich uit The Matrix ontworsteld en spreken over gedeeltes die daar buiten vallen. Mondriaan zette een geestelijke balans neer maar had niet zelf de rationele geest voor ogen. Het zou kunnen dat hij hier een verborgen wet van de natuur liet zien, namelijk dat er een symmetrie is tussen het idee en zijn vorm. Een balans tussen binnen en buiten. De werkelijkheid voor beiden ziet er anders uit, is meer universeel. Deleuze en Mondriaan willen allebei dingen veranderen en stellen een andere manier van denken voor. Mondriaan voltooit zijn manier van zien en ziet dit als het einde van een cirkel, die nu zichtbaar is en zijn plek kan innemen in de wereld.
Voor verandering moet een tegenbeweging tot stand worden gebracht. De ideeën van Deleuze en Mondriaan en hun werk zijn er op gericht deze tegenbeweging gestalte te geven.
3.6 Mijn visie op The Matrix
Ik kan het goed vinden met Deleuze waneer hij spreekt over de dingen die buiten beschouwing blijven. Voor mij is het de uitdaging om juist de werkelijkheid te benaderen zoals ze kan zijn en ik geloof niet dat je met ratio erg veel nieuws kunt vertellen. Bovendien sluit ratio heel veel schoonheid uit. Het zijn juist de dingen die buiten de beschouwing blijven waar ik mee probeer te werken. Om dit te kunnen doen is het handig om niet te veel wortels op vaste aarde te hebben. Het rationele is voor mij vaak minder interessant omdat ik wil spreken over het onbekende en over nieuwe gebieden.
Het knelpunt ligt in de representatie dat mij belemmert om goed te kunnen spreken over zaken die geen representatie zijn. Vandaar dat ik gebruik moet maken van eigen tekens een eigen taal. Denken is niet representeren, maar creëren! En creëren is weerstand bieden aan al die krachten die steeds weer proberen het denken in oude vormen terug te gieten. Mijn werk heeft ook de neiging om in het buiten te liggen, er uit te willen.
Deleuze’s filosofie doet onmenselijk aan door de mens zelf ook te zien als simulacrum. Het lichaam als beeld tussen andere beelden. Hij spreekt uitvoerig over het buiten waardoor de gebruikelijke wereld in haar schaduw lijkt te vallen. Ik zelf heb behoefte om het onderscheid te maken tussen menselijk en niet menselijk. Het menselijke deel komt overeen met het simulacrum en het niet menselijke met dat wat daar buiten valt. Het werk van Mondriaan valt voor mij precies tussen het binnen en het buiten. Hij zet ruimte cartografisch neer en geeft abstract het hoogste idee weer tussen symmetrie van boven en beneden. Hij zet de regels neer en vult ze niet in. (Dat doet The Matrix wel). Werkstukken over het buiten met hun verhoudingen ten opzichte van de aarde zullen dus in Mondriaan’s idee passen. Hij lijkt niet direct te spreken over wat daar buiten valt maar geeft het idee zelf weer. Dit is voor mij puur en dat wat universeel is. In zijn werk brengt Mondriaan iets dat complex is, in kaart en versimpelt het daarmee. Zoals ik het zie is de kaart gericht op kennis van het buiten. Dit contact met het buiten zie ik als een onderdeel van het herstel met de natuur in ons met als gevolg een correctere visie op de realiteit.
Intuïties zijn bij Mondriaan gekoppeld aan een hoger plan in tegenstelling tot het verstand en is verbonden met een onstoffelijke en onveranderlijke orde. Voor mij is het iets specifieker dan de geest, het is namelijk de creatieve scheppende kwaliteit van de verbeelding die hogere ongebonden visie mogelijk maakt. Het komt voor mij neer op het in de geest opgaan en het denken laten reizen.
Rizoom denken is voor mij zo’n middel om het gebruikelijke denken even los te laten. In rizoom laat Deleuze de lezer zelf de laatste verbanden maken. Hij is er bij mij in geslaagd direct de ziel te beroeren rond alle representatie om. Hij schrijft in Rizoom op een manier waarbij alleen de verbanden en regels werden gepresenteerd waarbij je eigen intuïtieve en creatieve processen de laatste verbanden afmaakten. Hij introduceert ook het woord buiten waar ik veel gebruik van maak en onderwerp is van deze scriptie. Voor mij is dit een plek zonder zwaartekracht die een nieuwe realiteit herbergt en potentieel inzicht geeft over de werkelijkheid. Veel van zijn onderwerpen liggen in het buiten dat het aardse overstijgt. In dit geestelijke domein laten zaken zich niet zo maar representeren zoals het verstand het graag ziet. Om hier over te kunnen spreken moeten manieren van zien ontdekt en ontwikkeld worden. Voor mij is het enkel mogelijk hier beelden van te maken. Mijn denken is gericht op het buiten en groeit naar die grens toe en wilt hier graag uit komen naar een staat van hogere vrijheid om vervolgens de dagelijkse orde aan te vullen en andersom. Voor mij is verbeelding een belangrijke schakel in de geest. Het stelt bij mij iets anders in de plaats voor woorden. Door te schrijven zoals hij deed maakte ik contact met een geestelijke bron door verbanden te leggen met het buiten en voelde en zag waar hij op doelde. Dit deel van ons doet haast onmenselijk aan en is wezenlijk anders als onze normale manier van doen. Hier in licht de potentie om gebruik te maken van niet binaire processen en echte diep menselijke ervaringen te hebben. In rizoom schetst Gilles Deleuze en Felix Guattari diverse echt menselijke processen. Het is alsof hij veel denkgedragingen in kaart heeft gebracht en zo het denken kan laat reizen. Er vond ook een vorm van zelfrealisatie plaats, doordat je je even bewust wordt van je eigen denkgewoontes en eigen wezen. Dergelijke realisaties en ervaringen hebben bij mij een hogere status van puurheid, en zijn een middel om in kontact te komen met het natuurlijke met het onstoffelijke. Het is alsof onze wonderlijke geest door verbeelding een andere staat van zijn kan benaderen waar taal geen dominantie heeft. Deze beelden blijven ontstaan als je altijd je eigen grens opzoekt en verder wilt gaan. Vertrekken, ontvluchten, dat is een lijn trekken. Mondriaan had deze gewoonte net als Deleuze. Vluchten is een actieve bezigheid en laat je veel van de wereld zien het stelt ook bij mij veel belonende ervaringen en inspiratie. Dergelijke perspectieven geven een erg belangrijk zicht op het bestaan van alledag. Een perspectief van buiten naar binnen en ook andersom is de manier om tot een eigen beeld van de wereld te komen. Misschien kan een dergelijk wereldbeeld pas ervaren worden als er een buiten voor je bestaat.
Hoofdstuk 4: Mijn visie
4.1 Mijn werkwijze
Voor mijn werk hebben romantische uitgangspunten een belangrijke rol. Romantische ideeën hebben een centrale plaats in mijn werk, ook al ben ik er niet altijd van bewust. Mijn romantiek maakt mogelijk dat mijn innerlijke wereld blijft bestaan. Ik denk op een beeldende, associatieve manier en maak veel gebruik van intuïties. Mentale plaatjes ontstaan vaak door verbeelding van moeilijke stof zoals taal, filosofie of psychologie. Deze mentale beelden gebruik ik ter ondersteuning van het begrijpen van de dingen. Ik zoek steeds nieuwe grenzen op die ik in kaart wil brengen. Het zijn vooral de beelden van het denken die mijn interesse hebben. Als ik ergens een beeld van kan vormen komt de materie pas echt tot leven. Een dergelijk beeld kan pas ontstaan door de beleving van het idee. Dingen die ik meemaak en mee heb gemaakt in mijn dagelijks leven worden vaak in mijn hoofd verbeeld en veranderen uiteindelijk met mijn kunst mee. Het is alsof ik een glimp licht opvang door een object in de zichtbare wereld heen. Deze glimpen samen vormen mijn visie op de wereld. Mijn romantische denkbeelden bestaat ook uit de manier waarop ik met deze glimpen omga. Ik gebruik mijn dagelijkse bestaan om zwevende gedachten uit de nachtelijke orde zwaartekracht te geven en overeen te laten komen met de wereld. Mijn persoonlijke huisvesting ligt eerder in het buiten als hier op aarde.
Woorden vind ik daarom lastig om mee te werken omdat ze de dingen niet uitdrukken op een manier die past bij hoe ik ze ervaar.
Mijn onderwerpen hebben een tijdloos karakter. Vaak zijn het persoonlijke verhalen die mythische eigenschappen krijgen. Ik kom gedeeltes van mezelf tegen in de dingen rondom mij. Deze dingen gebruik ik om iets uit te drukken voor mezelf en hoe ik op een romantische manier de wereld om me heen ervaar. Ik spreek dus op een beeldende manier over mezelf op een abstracte wijze om mijn visie op een andere wereld gestalte te kunnen geven. Stukje bij beetje ben ik mezelf zo aan het realiseren en geef ik mijn ideeën gestalte. Op deze manier zal ik langzaam uit de voorstelling verdwijnen.
In mythologie wordt er ook op deze manier over een hogere wereld verteld in de vorm van een verhaal met bijpassende symbolen. Deze symbolen blijven in verhalen qua vorm in tact. Deze verhalen en symbolen verwijzen naar iets van een waarheid uit een ander klimaat. Ik streef naar nieuwe betekenis en probeer dit te creëren, en wil dit het liefst in zijn pure vormen laten zien. Dat kan niet met taal. Licht is een mooie metafoor voor het zoeken naar de essentie. Licht staat voor iets dat ik najaag in mijn werk en krijgt vorm in materiële objecten. Ik zoek naar manieren om in alle daagse dingen iets van deze zuivere realiteit te benaderen. Ik weet niet precies wat ik zoek, maar voel wel aan wanneer het ermee te maken heeft en wanneer niet. Hiermee wil ik andere mensen iets tonen van een glimp van een mogelijke wereld. Mijn werk appelleert altijd aan het hogere. Dit is de taak van de kunstenaar om de wereld in kaart te brengen door te zien waar zij dit niet kunnen. Ik maak kaarten en geen foto’s of tekeningen.
Ik maak ook vaak onderscheid tussen echt en onecht. Dit is de voornaamste bezigheid op ordeningsgebied. Dit doe ik op empirische wijze, namelijk uit zintuiglijke ervaringen, en vooral de herinnering daaraan.
In mijn werk ben ik op gelijke wijze zelf ook de wereld beeldend aan het ordenen aan de hand van mijn eigen specifieke kader. Mijn kader gaat o.a. over schoonheid zien en weergeven die buiten de representatie valt. Het geeft niet de wereld weer, maar dat wat daar weer buiten valt. Deze plek ben ik gestalte aan het geven en in kaart brengen.
Alles dat op mijn pad komt wordt gefilterd en krijgt hierin een plek. Zo toon ik langzamerhand een wereld en krijg ik overzicht. Een belangrijk proces hierin is eerst te kijken naar het ‘echtheid-gehalte’ van wat er op mijn pad komt.
Het liefst spreek ik pas over iets als ik dit onderwerp beziel, als ik er mee in contact sta. Veel dingen die zich aan mij voltrekken hebben in de kern een bepaalde structuur waar ik mee kan werken. Mijn interesse van een beeld gaat uit naar het geestelijke gehalte hiervan. Bij het demonteren blijft een patroon over. Dit patroon is heel erg zuiver, maar kan ik niet zelf weergeven. Een dergelijk patroon kun je op veel manieren gestalte geven. Na het demonteren van een onderwerp bouw ik hem weer op met een bepaalde inhoud. Ik kies vaak in het uiterlijk dan iets dat er primitief uitziet, omdat dit wat zuiverder en duidelijker is. Hierin kun je denken aan een skelet of de mechanica van een onderwerp. Mondriaan gaat hier veel verder in en heel consequent, terwijl het mij gaat om interessante patronen. Ik heb er moeite mee om mij vast te leggen en zoek de vrijheid op die ik in kunst ervaar. Mondriaan heeft een ander doel voor ogen als ik dat heb; hij streeft de waarheid na en ik eerder schoonheid van een andere aard. Mondriaan blijft binnen de grens van het aardse en ik wil graag het buiten beschrijven.
4.2 Mijn conceptuele kunst
Naast het werk van Deleuze en Mondriaan is ook mijn werk conceptueel. Ik beschouw mezelf als iemand die voelsprieten heeft en voel aan dat deze met de tijd te maken hebben waar ik in leef. Ik probeer met mijn werk tijdbewust te zijn. Daarmee probeer ik ook tijd van buiten The Matrix weer te geven en oog te hebben voor spirituele hierin.
Deleuze en mijn kunstenaarschap
Ik ben net als Deleuze een reiziger en denk vrij. Wat Deleuze over reizen zegt vind ik erg interessant. Het is volgens hem daar iets zeggen om vervolgens hier weer iets te zeggen. Het daar iets zeggen komt voor mij neer op het buiten. Het creëren van nieuw concepten, zoals Deleuze deed toen hij rizoom introduceerde, helpt mij om bij iets interessants te kunnen komen. Het gaat om de mogelijkheid iets nieuws te kunnen vertellen en niet enkel de hele tijd te reflecteren, maar zelf eigen te maken en ontdekken op oorspronkelijke wijze. In mijn kunst wil ik ook graag mensen een geestverruiming geven, iets dat een nieuw begrip geeft van de stof. Ik wil een andere manier van kijken tonen, zodat er wat anders besproken kan worden als het bekende. Vaak gebruik ik daar symboliek voor. Ik hoop dat gedachten een essentie aanraken en iemand op deze wijze een speciale ervaring bezorgen. Door de menselijke geest laat het hogere zich kennen en dit gedeelte wil ik dan ook aanspreken. Maar niet alleen het verstand. Ik zou ook graag zien dat iemand een ander deel van het werk aanvoelt waar het niet meer representeert. In mijn werk zou ik het denken het liefst laten reizen, in beweging te brengen. Veel van mijn werk komt voort uit geestelijke bewegingen van de natuur die ik zelf heb beleefd. Veel dingen uit de geestelijke natuur kunnen we niet benoemen, omdat ze te vluchtig zijn of niet passen in duidelijke woorden. Als ik deze informatiestroom wil begrijpen dan moet ik ze transformeren tot beelden.
Ik maak gebruik van Deleuze’s concept en vind zo een manier richting het uitdrukken van ons onbesproken deel, de schaduwzijde van ons mens zijn, zonder dit in te vullen. Dergelijke vreemde manieren van zien zijn niet vreemd voor mij, maar vind het wel erg fijn om er over te kunnen lezen en het op die manier een keer hardop te kunnen zeggen.
Mondriaan en mijn kunstenaarschap
Ik leg me net als Mondriaan beperkingen op in mijn onderwerp en beeld. Ik wil het liefst iets tot stand brengen dat inhoudelijk gebaseerd is op iets dat buiten The Matrix valt.(dat wat we vergeten zijn en niemand echt met zekerheid kan stellen) Ik stel andere benaderingen voor die gebaseerd zijn op eigen realiteit ervaringen. Mijn werk heeft altijd een inhoudelijk kader dat verwijst naar iets van mijn eigen wereld. Dit kun je zien als onderdeel van mijn code. Het valt mij op dat aardse dingen er bijna altijd worden uitgefilterd net als Mondriaan. Zodat er iets puurs overblijft. Mijn werken komt voort uit universele emotie en uit patronen die ik overal in zie. Deze vormen de bouwstenen van mijn werk als ik ze weer terug giet in een nieuw beeld. De patronen zie ik overal en hebben te maken met mijn wereld. Patronen kun je ook zien als de mechaniek of de blauwdruk van een onderwerp. Het onderwerp ligt dus in de ideeënwereld die een andere structuur hanteert en toch probeert harmonie te zoeken met het binnen. Dit is wat ik versta onder Mondriaan’s geestelijke balans. Om deze andere structuur te verduidelijken kun je stellen dat cijfers staan voor de taal van de hogere natuur en letters voor die van de wereld.
Mijn werk houdt ook rekening met mimesis door werk te maken dat als coördinaten dienen in het buiten. Het buiten is puur geestelijk en zou je kunnen vergelijken met de atmosfeer van de aarde wat daar buiten valt is het buiten en daar binnen het simulacra. Veel los werk van mij kun je zien als coördinaten in de ruimte die een plek markeren op deze ruimte kaart. Dit werk is nodig om een kaart te kunnen ontwikkelen van deze stukken ruimte. Deze beelden kunnen later weer worden terug gebracht op zo’n ontwikkelde kaart. Stukje bij beetje exploreer ik dit geestelijke domein en breng het in kaart.
Doordat alles iets moet betekenen in mijn werk, kan ik vaak een werk niet te veel verfraaien. Dit zou afdoen aan het concept dat ik wil uitdragen.. Ik beschouw mezelf ook als een abstract reële kunstenaar die altijd appelleert aan het hogere. Ik heb een behoefte om op te gaan in de geestelijke natuur en wil graag hier één mee worden. Dit valt buiten The Matrix en is een zoektocht naar een ware zienswijze op de realiteit. Mijn werk is een abstractie van mijn leven. Kunst en leven zijn bij mij nauw met elkaar verbonden in het zoekt naar eenheid. Mijn spirituele leven staat op de eerste plaats, en vindt vaak een weg naar mijn werken toe. Het gaat bij mij vaak over levensbeschouwingen, net als bij de Stijl.
Ik wil niet een bloem schilderen omdat hij esthetisch mooi is. Ik wil juist kennis communiceren die van zichzelf mooi is. Een bloem levert geen inzichten op en is al duidelijk. Ik spreek graag over dat wat nog niet duidelijk en nieuw is voor mij. Dit bereik ik door altijd een grens op te zoeken tussen weten en niet weten. Mijn werk is er om deze duidelijkheid te geven op mijn vragen.
Het oeuvre van Mondriaan wint veel betekenis als je zijn werken bij elkaar ziet. Je ziet namelijk nu een bijzonder proces van hoe hij zelf tot zijn abstracte visie is gekomen. Dit spreekt mij het meest aan in zijn werk. Het vertelt iets over manieren van zien. Het vertelt ook iets over zijn eigen geest, wat ik een enorm interessant onderwerp vind. Zijn wil naar orde door ratio geeft voor mij een mooie illustratie van rationeel denken zelf, in teken van spirituele vooruitgang. Ik ben geïntrigeerd door verschillende geestelijke staten. In zijn beweging heeft Mondriaan voor zichzelf al het ruis weten weg te filteren door abstractie en de pure aard weten weer te geven.
De menselijke geest ligt voor mij ten grondslag aan alles en is oneindig. De samenhang van mijn werk is niet te vinden in een bepaalde uiterlijke stijl, maar eerder in het onderwerp.. Het zijn die geestelijke aspecten en gedragingen die mij erg kunnen boeien. Niet zozeer wat hier uit voort komt.
Conclusie
Deleuze en Mondriaan geven veel om zuiverheid van kennis met betrekking op de werkelijkheid. Zij zien de wereld als een vals beeld, een voorgeprogrammeerde werkelijkheid, die je dwingt op een bepaalde manier te kijken. Ze willen ontkomen aan een de wereld van de verschijning, omdat deze altijd inbreuk doet op de werkelijkheid. Zij streven naar een pure weergave van de ideeën door buiten de representatie te komen en streven naar een minder gebrekkige zienswijze op de werkelijkheid. Beiden proberen originele werkelijkheid te benaderen en deze direct buiten alle representatie om weer te geven.
Ook aan de eenzijdige manier van zien van de eindeloze herhaling en vervalsingen zoals die optreden in de schaduwbeelden in Plato’s grot, bieden ze tegenwicht. Ze zijn uit de grot weten te komen en vertellen over hun ervaringen die ze buiten de grot hebben opgedaan. Hun nieuw verkregen inzicht over gevangenschap willen ze graag delen met anderen om ook naar buiten te gaan of te beschrijven wat ze allemaal gezien hebben.
Deleuze en Mondriaan maken verschillende soorten kaarten. Doordat ze beide nieuwe kaarten maken ontkomen ze aan het simulacra.
Na mijn onderzoekje naar deze overeenkomst heb ik ontdekt dat wat ik eerder gevoelsmatig noemde, ik nu beschouw als een zoeken een naar zuiverheid. Op deze manier kom ik overeen met Deleuze en Mondriaan en Plato. Aan de hand van hun werk kan ik mijn ideeën over de werkelijkheid formuleren. Mijn code als kunstenaar gaat over de omgang met The Matrix. Ik beweeg mij hier ook buiten en wil graag mijn ervaringen delen met anderen. Mijn werk is globaal en niet locaal. Heb net als Mondriaan affiniteit met het kosmische en zoek naar een ware zienswijze van de realiteit. Ik maak geen foto’s of tekeningen, maar kaarten omdat deze tegenover een kopie staan. De kaarten die ik maak van de werkelijkheid zijn nieuw en geen imitatie van de schijn. Ze proberen iets nieuws te zeggen en te zien. Dit doe ik door het creëren van nieuwe concepten en niet standaard te reflecteren op bestaande concepten van een anderen, die ‘wereld-eigen’ zijn. Het idee is juist daarvan los te raken en iets origineels te tonen dat wat buiten het herkenbare valt. Wat ik voorheen misschien wel aanvoelde -of iets nu echt is of niet- kan ik nu gedeeltelijk door mijn studie hardop zeggen. Ik geef weerstand aan The Matrix programmering op ons denken door kunst te maken net als Deleuze en Mondriaan dit doen.
Ik probeer het idee zelf weer te geven en niet de uitkomst die er iedere keer weer anders uit ziet en dus al bestaat en al bekend is. Het is daarom belangrijk voor mij om in kunst het concept zelf te tonen. Via mijn werk probeer ik nieuwe tekens te maken door rizoom-achtig te denken. Op deze manier ontstaat een breder inzicht op wat de werkelijkheid is. Door series te maken ontstaat zo nieuwe waarheid. Als kunstenaar werk ik met schijn, maar heb wel een hoog doel waarheid te produceren. We zijn het oorspronkelijke idee kwijt en kunst helpt haar weer te herinneren en haar te zoeken.
Gebruikte bronnen
De staat
Plato. De staat, Plato – verzameld werk deel 3. Baarn: Agora 1999 vertaald uit het Grieks door X. de Win en J.Ector
Dialogen
Deleuze en C. Parnet 1977, Flammarion. Parijs. Vertaald door Monique Scheepers uitgave, 1991, Kok Agora
Denken in plooien geschikt
Deleuze vertaald uit pourparlers 1972-1990- Parijs
Editions de Minuit 1990
Rizoom
Deleuze en F. Guattari 1976 Les Editions de Minuit Parijs. Vertaald door Rene Sanders. Spreeuw, literair uitgeverij, 2004
Inleiding tot de kunst van Mondriaan
Dr. H.L.C. Jaffe. 1959 uitgeverij Born n.v. – Assen/Amsterdam
De hele Mondriaan
J.M. Harthaarn
Complexiteit en evolutie
Prof. Francis Heylighen. Cursusnota’s 2003-2004
Centrum Leo Apostel- Vrije Universiteit Brussel
Film: The Matrix (1999)
[1] Neoplasticisme gaat over volledige abstractie, dat wil zeggen de uitbanning van elke referentie tot welk onderdeel van de waarneembare werkelijkheid dan ook. Hierdoor verdwijnt het toevallige karakter van het uitgebeelde onderwerp alsook de invloed van het willekeurige individuele temperament van de kunstenaar. Deze volledige abstractie betekent in het neoplasticisme de rechte lijn en de rechte hoek (dus de verticale en de horizontale lijn), en primaire kleuren van elkaar gescheiden door niet-kleuren. Met deze beperking van hun beeldende taal proberen de kunstenaars uit deze stroming een universele visie van de werkelijkheid uit te beelden.
[2] De staat, Plato – verzameld werk deel 3. Baarn: Agora 1999 vertaald uit het Grieks door X. de Win en J.Ector
[3] De staat hoofdstuk 6 en 7
[4] De staat hoofdstuk 10
[5] In de film The Matrix uit 1999 wordt de wereld zoals wij die kennen voorgesteld als een neuroninteractieve simulatie. Geboren in een gevangenis die je niet kunt ruiken, proeven of aanraken. Een gevangenis voor je geest. Deze gevangenis bedekt je ogen zodat je de waarheid niet kunt zien. Het voorkomt een wereld zonder regels, grenzen en afbakeningen; een wereld waarin alles mogelijk is. Dit computerprogramma dat mensen een illusie voorspiegelt is een goed voorbeeld van simulacrum. Net als in de schaduw beelden in de grot die worden gezien als de realiteit.